Huis- en hobbydierenlijst onwetenschappelijk!

Zoals je misschien weet, heeft Nederland per 1 juli 2024 de positieflijst voor zoogdieren geëffectueerd. Deze lijst wordt ook wel de huis- en hobbydierenlijst genoemd. Bij het opstellen hadden zij het volgende voor ogen: het reguleren van het houden van huis- of hobbydieren zonder specialistische kennis of vaardigheden. Daarmee willen zij het volgende bereiken: het risico op aantasting van het dierwelzijn verminderen en het gevaar voor de mens reduceren. Dit staat ook in de presentatie die op 12 februari 2021 is gepresenteerd door de adviescommissie en het overleg over de status van de positieflijst.

Dia presentatie positieflijst Waarom ik niet had verwacht dat de minister in mei 2024 de positieflijst via de Staatscourant openbaar zou maken en daarmee de conceptlijst definitief zou vaststellen, is omdat je op het eerste oog al zag dat de lijst erg kort was. Daarnaast stonden er dieren op waarvan je je kon afvragen of ze wel geschikt waren om op deze lijst te staan. Bovendien was de invoering eerder uitgesteld, en zou het erg kort dag zijn om nog een weerwoord te laten horen. Immers, vóór mei was er juridisch gezien geen enkele mogelijkheid om bezwaar te maken of een tegengeluid te laten horen. Door de lijst definitief te maken, ging de bezwaartermijn pas lopen terwijl de dieren op dat moment al verboden werden. Was dit opzet? De minister maakte immers deel uit van een demissionair kabinet.

Voordat de lijst van dieren werd opgesteld, heeft men een toetsingskader vastgesteld. Dit kader bevat richtlijnen over hoe een dier wordt beoordeeld op geschiktheid als huisdier, in de zin dat het gehouden kan worden zonder specialistische kennis of vaardigheden en zonder dat dit het dierenwelzijn schaadt. In het toetsingskader staan verschillende stappen beschreven. Stap 1 luidt: "Eerst wordt door drie experts, onafhankelijk van elkaar, vastgesteld of een te beoordelen diersoort in algemene zin als gedomesticeerd kan worden beschouwd, en of er binnen de soort gedomesticeerde populaties bestaan die rechtvaardigen dat niet de oorspronkelijke wilde soort, maar de 'forma domestica' als referentie wordt gebruikt."

Dit betekent dat alle dieren die als gedomesticeerd worden beschouwd, op de huis- en hobbydierenlijst komen te staan.

En stap 2: "In stap 2 wordt eveneens door deze drie deskundigen, onafhankelijk van elkaar, de screening uitgevoerd op risicofactoren voor dierenwelzijn/diergezondheid en letsel/gezondheid bij mens en dier volgens het schema zoals in paragraaf 1.4 aangegeven. Voor deze screening gebruiken de commissieleden betrouwbare, wetenschappelijke bronnen, zoals beschreven in hoofdstuk 3, die als gemeenschappelijke basis dienen voor de beoordeling. Waar de screening op risicofactoren wisselende resultaten of vraagtekens heeft opgeleverd worden interpretatieverschillen benoemd, definitieproblemen opgehelderd en argumenten uitgewisseld tussen de beoordelaars. Vervolgens wordt de diersoort opnieuw beoordeeld volgens het beoordelingsschema. Hiervan wordt zorgvuldig verslag gelegd waardoor definitieve keuzes inzichtelijk en navolgbaar zijn".

Daarna stap 3: "Stap 3 bevat de toedeling van de beoordeelde soorten aan een zestal risicoklassen (A-F). De indeling naar risicoklassen is gebaseerd op het aantal risicocategorieën waarvoor één of meerdere risicofactoren van toepassing zijn".

Als je naar stap 1 kijkt, verwacht je dat de dieren die veel als huisdier gehouden worden, als gedomesticeerd beschouwd zouden worden en als afzonderlijke groep beoordeeld zouden worden. De eerste fout die gemaakt werd, is dat er leden aangesteld werden voor het adviescollege die alle meer dan 300 aangereikte dieren moesten onderzoeken. Zij zijn experts, maar geen experts op het gebied van deze diersoorten. Dit is door Marc van het adviescollege tijdens de hoorzitting, waar ik bij was, ook bevestigd. Hij vertelde dat zij alleen maar de opdracht kregen om een checklist in te vullen voor een lange lijst met dieren waarvan zij bij veel dieren geen kennis hadden. En dat zij dit alleen aan de hand van peer-reviewed artikelen moesten invullen.

Zij zochten naar informatie over gedomesticeerde dieren in de wetenschappelijke literatuur. Als er een peer-reviewed artikel was waarin stond dat een dier gedomesticeerd is, dan kwam het op de lijst. Zo is voor de Mongoolse gerbil een artikel geschreven over domesticatie, omdat deze dieren bij proeven en voor militaire doeleinden gebruikt zijn. De wetenschappelijke onderbouwing komt uit de jaren 1960.

Maar bijvoorbeeld de Russische dwerghamster, waarvan algemeen wordt aangenomen dat ze gedomesticeerd zijn, heeft geen peer-reviewed artikel waarin staat: "Ja, ze zijn gedomesticeerd." Er zijn wel onderzoeken waarin onderscheid wordt gemaakt tussen een gedomesticeerde populatie en een wilde populatie. Maar dat is blijkbaar niet voldoende.

De aangestelde commissieleden wisten van diverse dieren niet dat er in Nederland een gedomesticeerde populatie bestaat. En in stap 1 staat niet dat er op basis van wetenschappelijke onderbouwing vastgesteld moet worden dat dieren gedomesticeerd zijn of dat er een gedomesticeerde populatie voorkomt. Je zou verwachten dat de "experts" naar de in Nederland gehouden dieren zouden kijken en daarvan zouden beoordelen wat als gedomesticeerd beschouwd kan worden, om vervolgens gericht onderzoek te doen.

De Universiteit van Wageningen heeft een toetsingskader voor domesticatie opgesteld (rapport 1153). Daarin staat op bladzijde 12: "Domesticatie betreft populaties van dieren die door de mens worden gehouden en waarbij via selectie tegen angst en agressie, tamheid over generaties heen bij meer dieren en in sterkere mate tot expressie komt, veelal gepaard gaand met gedragsmatige, morfologische en/of fysiologische veranderingen."
Zoals je ziet, gebruikt Wageningen de woorden en/of. Bij jurisprudentie heeft de rechter ook en/of gebruikt in de definitie van domesticatie. Dit betekent dat niet alle dieren op alle eigenschappen gewijzigd hoeven te zijn voordat ze als gedomesticeerd beschouwd kunnen worden.

De definitie van domesticatie is door Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) en Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur aangepast. Dit zonder enige wetenschappelijk onderbouwing, maar meer uit ideologie. Hieronder meerdere citaten uit de beantwoording van hun bezwaarschriften m.b.t. het onderwerp domesticatie:

Dit betekent concreet dat ik, conform het rapport van het Adviescollege, een diersoort als gedomesticeerd heb gekwalificeerd wanneer:
a) uit primaire, peer reviewed wetenschappelijke literatuur blijkt dat exemplaren van de betreffende soort al gedurende vele generaties door de mens worden gehouden;
b) er in de beschreven omstandigheden sprake is van gerichte, consistente selectie en intensieve fokkerij van individuen met voor de mens nuttige kenmerken en eigenschappen; en
c) deze fokkerij over generaties heen stabiele veranderingen heeft veroorzaakt in het gedrag, de morfologie, de fysiologie en/of de reproductie van de betreffende diersoort of -populatie waarmee deze zich aantoonbaar onderscheidt van het oorspronkelijke wildtype.


Zoals al boven aangehaald staat bij de toetsingskader bij stap 1 niet dat het peer reviewed wetenschappelijk onderbouwd moet worden. Dat staat bij stap 2 pas. Hier lijkt de definitie nog enigzins gelijk "en/of". Maar onderstaand zie je de aanpassing:

Bovendien zijn er (nog) geen populaties Russische dwerghamsters, Campbell’s dwerghamsters en woestijndwerghamsters die zich in een dusdanig vergevorderd stadium van het domesticatieproces bevinden dat zij genetisch en dus intrinsiek aan gevangenschap zijn aangepast.

De definitie van domesticatie is namelijk niet dat dieren pas gedomesticeerd zijn als zij genetische veranderingen zijn opgetreden zodat ze meer aan gevangenschap aangepast zijn. De originele definitie heeft het over selectie proces waardoor dieren gedragswijzigingen en/of morfologische (of wel uiterlijke kenmerken) en/of fysioloigsche (of wel gedrag) gewijzigd is. Bijvoorbeeld de Russische dwerghamster is door selectie heel tam geworden. Daarnaast zijn er vele kleurmutaties opgetreden en dus zijn er morfologische aanpassingen. Daarnaast gedragen zij niet meer zoals de wilde variant. Voorbeeld hiervan is dat zij hun voer niet hamsteren, maar in hun voerbakje laten zitten. En als je de Russische dwerghamster pakt, dat hij niet bijt of heel bang is. Dat geeft aan dat zij een veel lager stresshormoonspiegel hebben dan hun wilde voorouders.

Het Adviescollege heeft aan de hand van wetenschappelijke literatuur niet kunnen vaststellen dat er populaties van de Russische dwerghamster, Campbell’s dwerghamster en woestijndwerghamster zijn die zich in een vergevorderd stadium van het domesticatieproces bevinden. Deze dwerghamsters worden weliswaar al vele generaties gefokt, maar aan de andere criteria voor het vaststellen van verregaande domesticatie is niet voldaan. Er is onvoldoende bewijs dat er populaties van de Russische dwerghamster, Campbell’s dwerghamster en woestijndwerghamster zijn die zich genetisch hebben aangepast aan gevangenschap.

In de wetenschappelijke literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen gedomesticeerde dwerghamsters en wilde varianten. Daarnaast zijn er populaties die afzonderlijk in laboratoria en universiteiten worden gehouden. Zo heeft de Universiteit van Halle een eigen populatie Campbelli-dwerghamsters. Daarnaast deze dwerghamstersoorten zijn één van de meest gehouden en gefokte diersoorten als huisdier op deze wereld, welk ander bewijs heb je nodig dat ze gedomesticeerd zijn? Wederom wordt hier gesproken over genetische aanpassingen aan het leven in gevangenschap. Dit staat echter niet in de definitie van domesticatie. Daar wordt beschreven dat dieren door mensen worden gehouden en zich door selectie hebben aangepast. Dit vormt een aanzienlijk verschil. Daarnaast worden deze dwerghamstersoorten door fokkers gericht gefokt voor tentoonstellingen en keuringen. Door het selectieproces zijn veel uiterlijke kenmerken veranderd. Zo weegt een Russische dwerghamster tegenwoordig geen 25-35 gram, maar 50-60 gram.

Dan zou je denken dat dit in stap 2 wordt opgelost, aangezien daar wordt beoordeeld of een diersoort geschikt is als huisdier. Opmerkelijk genoeg wordt hierbij echter niet gekeken naar de bij de mens gehouden variant, maar naar de wilde soort.

Hier wordt een grote denkfout gemaakt: wat maakt een gedomesticeerd dier per definitie geschikter als huisdier dan een niet-gedomesticeerd dier? Neem de Mongoolse gerbil, die als gedomesticeerd wordt beschouwd. Dit dier heeft een sterke graafbehoefte en is qua karakter minder tam dan een Russische dwerghamster. Gerbils blijven niet stilzitten, springen weg en zijn vooral kijkdieren. Dat blijkt ook uit het artikel datSophia-vereeniging op haar website heeft staan met de titel "Waarom een gerbil geen huisdier is". Een citaat uit de tekst (link: https://www.sophia-vereeniging.nl/huisdieren/gerbils): "De gerbil: lief en schattig om te zien, maar ongeschikt als huisdier. Gerbils kunnen zich slecht aanpassen aan het leven bij mensen thuis. Gevangenschap beperkt deze diertjes te veel in hun natuurlijke gedrag, waardoor hun welzijn niet gewaarborgd kan worden. Om deze reden mogen sommige gerbilsoorten dan ook niet meer gehouden worden."

Stap 2 kent een onderzoek naar de vijf risicocategorieën:
1. Letsel en gezondheid mens
2. Voedselopname
3. Ruimtegebruik en veiligheid
4. Thermoregulatie
5. Sociaal gedrag

Er zijn zes risicoklassen bedacht, namelijk A, B, C, D, E en F. Risicoklasse D betekent: "Het houden van exemplaren van deze diersoorten in Nederland kent een middelgroot aantal gevaren voor het welzijn en/of de gezondheid van dieren. Tot deze klasse behoren diersoorten waarbij in drie risicocategorieën één of meer risicofactoren zijn vastgesteld".

Bij de huidige lijst is vastgesteld dat wanneer risico D of hoger is, dat het dier ongeschikt is om op de huis- en hobbydierenlijst te staan. Maar wat is nu precies de wetenschappelijk onderbouwing dat bij drie risicocategorieën één of meer risicofactoren zijn vastgesteld, dat het een ongeschikt huisdier is? Immers kijk naar de gedomesticeerde dieren die als veilig beschouwd wordt en je zult zien dat zij veelal niet in risicoklasse A, B of C zitten. Laten we eerlijk zijn, een kameel is gedomesticeerd, maar die ga je niet zomaar als hobbydier houden. Kameel valt onder de risicoklasse F. En er zijn maar elf zoogdieren die nu op de positieflijst zijn gekomen zonder dat ze gedomesticeerd zijn en veelal gaat het om gerbilsoorten die niet in Nederland als huisdier gefokt en gehouden worden. Waarvan LICG ook schrijft "Het zijn geen echte knuffeldieren, maar hun actieve gedrag biedt een interessant schouwspel. Gerbils kunnen flink graven, u doet hen dus een plezier met een dikke laag bodembedekking." Maar ook de roofdier bunzing valt onder deze elf dieren. Waar ligt de wetenschappelijke logica om alles vanaf risicoklasse D te verbieden en er maar zo weinig dieren geschikt zijn om te houden? En waarom valt geen enkel dier in riscioklasse A of B?

Kijken we verder, dan wordt bij thermoregulatie gekeken naar de temperaturen en klimaatcondities zoals deze diersoort in het wild ervaart, vergeleken met het klimaat dat Nederland kent. Dit is natuurlijk vreemd wanneer het gaat om dieren die binnenshuis als huisdier worden gehouden.

Russische dwerghamsters leven in een steppeklimaat (Pardiñas et al., 2017; Schultz, 2005). De gemiddelde minimumtemperatuur op de steppes van Siberië en Kazachstan waar Russische dwerghamsters voorkomen is 5 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van -41 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 8 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 32 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 400 mm en de luchtvochtigheid is gemiddeld 60%, fluctuerend van 40 tot 90% afhankelijk van het seizoen (Meteoblue, 2020; Schultz, 2005).

Russische dwerghamsters zijn fysiologisch en gedragsmatig aangepast aan koude omgevingstemperaturen (Ruf et al., 1991). De thermoneutrale zone van de Russische dwerghamster ligt tussen de 20 en 26 °C (Heldmaier & Steinlechner, 1981).

De Russische dwerghamster is aangepast aan een steppeklimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing.


De Russische dwerghamster valt onder risicoklasse D, mede omdat de risicofactor thermoregulatie is aangevinkt. Uit onderzoek uit 1981 en 1991 blijkt dat ze in een temperatuurrange tussen 20 en 26 graden leven. Ze komen echter ook voor in gebieden waar het zeer koud is, met een gemiddelde temperatuur van slechts 8 graden, een maximum van 32 graden en soms zelfs uitzonderlijke temperaturen van -41 graden. Ze kunnen overleven bij temperaturen tussen de 5 en 32 graden. En hoe warm is het g emiddeld in onze woonkamer? Toch wordt er een risico gezien en worden ze op dit punt afgewezen. Russische dwerghamsters kunnen inderdaad niet buiten overleven in Nederland, omdat het hier te vochtig en nat is en geen droog, steppenachtig klimaat kent. Maar binnen in onze huiskamer is het droog en warm genoeg!

Je ziet dat het lijkt alsof het wetenschappelijk onderbouwd is. Maar zoals eerder aangehaald, wordt de beoordeling ingevuld door commissieleden die geen ervaring hebben met de diersoort zelf en er niet bij stilstaan dat deze dieren nooit buiten worden gehouden. Zij hebben alle dieren op dezelfde manier beoordeeld, of het nu om een dromedaris gaat of om een Russische dwerghamster. Beide worden niet als gedomesticeerd beschouwd en beide kunnen niet zelfstandig buiten in Nederland overleven. Het invullen van de checklist is niet op een wetenschappelijke manier gedaan. Er is enkel gebruikgemaakt van wetenschappelijke peer-reviewed onderzoeken door commissieleden die geen experts of wetenschappers zijn op het gebied van deze diersoorten.

Ruimtegebrek / veiligheid:

Russische dwerghamsters gebruiken een afgezonderde nestplaats voor het werpen en grootbrengen van jongen, als nachtrustplaats en voor voedselopslag (Pardiñas et al., 2017). Deze risicofactor is daarom van toepassing.

Russische dwerghamsters graven uitgebreide holensystemen met 2-6 ingangen, één kamer om te nestelen en specifieke kamer(s) voor voedselopslag (Pardiñas et al., 2017). Deze risicofactor is daarom van toepassing.


De lezer zal op de website van RVO waar alle dieren staan beschreven, iets opvallen. Bij risicopunt 3 ruimtegebruik en veiligheid heeft de RVO over ruimtegebrek. Er is blijkbaar een wijziging in woordkeuze gemaakt m.b.t. toetsingskader versus checklist. Bij de Russische dwerghamster wordt geschreven dat er afzonderde nestplaats is voor het werpen van jongen, nachtrustplaats en voedselopslag. Maar de Russische dwerghamster zoals wij die als huisdier houden, laat hun voer in hun voerbakje zitten. En heeft een aparte slaapplek. En er is voldoende ruimte in de kooi om een separaat nest te maken om tijdelijk te bevallen en daarna de jongen naar haar slaapplek en -nest te brengen. Daarom is deze risico helemaal niet aanwezig. In gevangenschap krijgen zij voldoende bodembedekking en de graafbehoeftes van de Mongoolse gerbil is echt niet anders omdat zij wel gedomesticeerd zijn.

De lezer zal op de website van de RVO, waar alle dieren worden beschreven, iets opvallen. Bij risicopunt 3, ruimtegebruik en veiligheid, spreekt de RVO over ruimtegebrek. Er lijkt een wijziging in woordkeuze te zijn doorgevoerd tussen het toetsingskader en de checklist. Bij de Russische dwerghamster wordt vermeld dat er een afzonderlijke nestplaats nodig is voor het werpen van jongen, een nachtrustplaats en een plek voor voedselopslag. Echter, de Russische dwerghamster zoals wij die als huisdier houden, laat zijn voer in het voerbakje liggen, heeft een aparte slaapplek en kan gerust aan de andere kant van de kooi bevallen als ermee gefokt wordt. Daarom is dit risico in gevangenschap helemaal niet aanwezig. Bovendien krijgen ze voldoende bodembedekking, en de graafbehoefte van de Mongoolse gerbil is, ondanks dat ze gedomesticeerd zijn, echt niet anders.

Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van hoog-risico zoönotische pathogenen, maar bij meerdere sympatrische en aanverwante soorten binnen de familie (Cricetidae) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen influenza A virus H5N1 (Pavlova et al., 2016; Shriner et al., 2012), Seoul hantavirus (Lin et al., 2012), Coxiella burnetii (Burgdorfer et al., 1963), Anaplasma phagocytophilum (Pulscher et al., 2018), Tick-borne encephalitis (Bakhvalova et al., 2006) en Yersinia pestis (Kiefer et al., 2012) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing.

Deze redenering is bijzonder vanuit wetenschappelijk oogpunt. De Russische dwerghamster (Phodopus sungorus) valt onder het geslacht Phodopus en behoort inderdaad tot de familie Cricetidae. Deze familie omvat een grote verscheidenheid aan dieren, waaronder woelmuizen, muskusratten, lemmingen, alle hamstersoorten (zoals de Syrische hamster), en verschillende muizensoorten (zoals grasmuizen en boommuizen). Elke diersoort reageert echter anders op virussen, en veel virussen zijn soortspecifiek. Zo wordt de Russische dwerghamster niet ziek van het Papovavirus, terwijl de Syrische hamster hier wél gevoelig voor is. In deze beoordeling ontbreekt een gedegen risicoanalyse. Wat is bijvoorbeeld de kans dat mensen ziek worden van een binnen gehouden Russische dwerghamster, vergeleken met een geit die buiten leeft? Q-koorts wordt niet overgedragen door Russische dwerghamsters. Bovendien wordt zwangere vrouwen geadviseerd om geen kattenbakken schoon te maken vanwege bepaalde virussen, maar dat heeft niet geleid tot een verbod op katten. Toch wordt de Russische dwerghamster op basis van deze redenering verboden.

Was het deel over zoönosen werkelijk doorslaggevend bij het verbieden van bepaalde diersoorten? Later verklaarde de minister immers dat dit niet de beslissende factor was. Toch is het advies van de EU opgesteld met als doel de inwoners van Nederland te beschermen. Wat dat advies precies inhield, is echter nooit openbaar gemaakt, alleen dat het uiteindelijk is genegeerd. Dat is opmerkelijk, want je zou verwachten dat de lijst juist bedoeld is om mensen te beschermen tegen ziekten die door dieren worden overgedragen.

Zoönose actie Citaat Kamerrapportage nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid 2022-2026: "Actie 16: Ontwikkeling lijst voor geschikte gezelschapsdieren, mede vanwege zoönosenrisico’s. De huis- en hobbydierenlijst is op 1 juli 2024 in werking getreden. De dieren op deze lijst mogen worden gehouden en er mag mee gefokt worden. Dieren die niet op de lijst staan maar die op 1 juli 2024 al in Nederland waren, mogen worden gehouden tot ze overlijden. Er mag niet mee gefokt worden. Het zoönosenrisico is één van de criteria op basis waarvan deze lijst is opgesteld. De staatssecretaris van LVVN heeft aangegeven dat hij een positieflijst voor reptielen gaat ontwikkelen (Kamerstukken II 2024/2025, 28286, nr. 1352). Daarnaast blijft Nederland opgedane ervaringen met het ontwikkelen van de huis- en hobbydierenlijst delen".

Zoals je kunt lezen, is het gevaar van zoönosen een criterium, maar er is geen enkele risicoanalyse gemaakt van de daadwerkelijke kans hierop. Blijkbaar speelt het risico op zoönosen geen rol meer zodra een dier als gedomesticeerd wordt beschouwd.

Mijn beslissing om een diersoort op de huis- en hobbydierenlijst te plaatsen berust op een beoordeling of deze diersoort geschikt is om te worden gehouden door een ieder, zonder specialistische kennis of vaardigheid.

Een van de soorten die door het Adviescollege reeds is beoordeeld, is de Russische dwerghamster. Conform het rapport van het Adviescollege acht ik het houden van deze diersoort te complex voor houders zonder specialistische kennis, omdat deze soort in drie risicocategorieën op een of meer risicofactoren scoort.

Het levert een gevaar op voor de gezondheid en het welzijn van de Russische dwerghamster wanneer deze in gevangenschap wordt gehouden. Hierdoor is deze soort niet geschikt om door eenieder te worden gehouden. Om die reden heb ik de Russische dwerghamster niet op de huis- en hobbydierenlijst geplaatst.


In de bijsluiter van de Russische dwerghamster, opgesteld door het LICG, stond: "Voor het op een verantwoorde wijze houden van dit huisdier is geen specifieke ervaring nodig." Echter, op basis van de ingevulde checklist wordt nu gesteld dat specialistische kennis vereist is om de Russische dwerghamster te houden. Volgens deze beoordeling zou het houden van deze diersoort te complex zijn.

Welke dieren zijn nu op de huis- en hobbydierenlijst gezet als zijnde dieren die je zonder specialistische kennis kunt houden:

Afrikaanse dwergrelmuis - Graphiurus murinus - Risicoklasse C - Niet-gedomesticeerd
Algerijnse gerbil - Gerbillus nanus - Risicoklasse C - Niet-gedomesticeerd
Alpaca - Vicugna pacos - Risicoklasse E-F - Gedomesticeerd
Bleke gerbil - Gerbillus perpallidus - Risicoklasse C - Niet-gedomesticeerd
Bruine rat - Rattus norvegicus - Risicoklasse C - Gedomesticeerd
Bunzing - Mustela putorius - Risicoklasse C - Niet-gedomesticeerd
Cavia - Cavia porcellus - Risicoklasse D - Gedomesticeerd
Chinese dwerghamster - Cricetulus barabensis/griseus/pseudogriseus - Risicoklasse C - Niet-gedomesticeerd
Chinese waterree - Hydropotes inermis - Risicoklasse C - Niet-gedomesticeerd
Dwergrenmuis - Gerbillus amoenus - Risicoklasse C - Niet-gedomesticeerd
Ezel - Equus asinus - Risicoklasse F - Gedomesticeerd
Fret - Mustela putorius furo - Risicoklasse C - Gedomesticeerd
Geit - Capra aegagrus hircus - Risicoklasse F - Gedomesticeerd
Goudhamster - Mesocricetus auratus - Risicoklasse C - Gedomesticeerd
Grote Egyptische renmuis - Gerbillus pyramidum - Risicoklasse C - Niet-gedomesticeerd
Harrington's gerbil - Taterillus harringtoni - Risicoklasse C - Niet-gedomesticeerd
Hond - Canis lupus familiaris - Risicoklasse C-D of F - Gedomesticeerd
Huiskat - Felis silvestris catus - Risicoklasse C en D - Gedomesticeerd
Huismuis - Mus musculus - Risicoklasse C - Gedomesticeerd
Kameel - Camelus bactrianus - Risicoklasse F - Gedomesticeerd
Konijn - Oryctolagus cuniculus domesticus - Risicoklasse D - Gedomesticeerd
Lama - Lama glama - Risicoklasse D - Gedomesticeerd
Mongoolse gerbil - Meriones unguiculatus - Risicoklasse E - Gedomesticeerd
Noordafrikaanse renmuis - Gerbillus garamantis - Risicoklasse C - Niet-gedomesticeerd
Paard - Equus caballus - Risicoklasse C-F - Gedomesticeerd
Rund - Bos taurus - Risicoklasse F - Gedomesticeerd
Schaap - Ovis aries - Risicoklasse F - Gedomesticeerd
Varken - Sus scrofa domesticus - Risicoklasse E-F - Gedomesticeerd
Waterbuffel - Bubalus arnee bubalis - Risicoklasse F - Gedomesticeerd
Woestijnslaapmuis - Eliomys melanurus - Risicoklasse C - Niet-gedomesticeerd

Is de lijst volgens jou geslaagd als het gaat om dieren die zonder specialistische kennis te houden zijn? En staan er uitsluitend geschikte dieren op de lijst?

Neem bijvoorbeeld de Grote Egyptische renmuis of de Harrington's gerbil. Waaraan moet hun kooi voldoen? Wat eten ze precies? En hoe moet je ze verzorgen? Voor een deel van de hierboven genoemde diersoorten is zelfs geen geschikt voer te koop in de dierenwinkel. Het gaat om zulke uitzonderlijke dieren dat specialistische kennis nodig is om ze op de juiste manier te houden en te huisvesten.

Ook dierenartsen hebben vaak geen specifieke kennis over soorten zoals de Noord-Afrikaanse renmuis of de Afrikaanse dwergrelmuis. Een Afrikaanse dwergrelmuis heeft bijvoorbeeld een warmtelamp nodig om de temperatuur rond de 25-30°C te houden, omdat hij warmte gewend is uit zijn natuurlijke habitat. Zijn dieet bestaat uit een mix van zaden, insecten, fruit en groenten. Het verblijf kan bovendien een sterke geur krijgen, waardoor een goed absorberende bodembedekking en regelmatige schoonmaak essentieel zijn. Daarnaast heeft hij diverse schuilplaatsen en klimmogelijkheden nodig om stress en verveling te voorkomen.

Kan de Afrikaanse dwergrelmuis door iedereen worden gehouden zonder specialistische kennis van deze diersoort? Vraag het aan de gemiddelde persoon op straat, en hij kent deze diersoort niet eens. Zoek het op Google en je vindt niet direct het antwoord.

Is de lijst volgens jou geslaagd? Wat maakt deze lijst wetenschappelijk, behalve het gebruik van peer-reviewed artikelen? Waarom is de bunzing, een beschermde diersoort in Nederland, volgens deze lijst geschikt als huisdier? En waarom wordt de Russische dwerghamster als ongeschikt beschouwd, terwijl de Syrische hamster wel is toegestaan? Wat is het wetenschappelijke verschil dat rechtvaardigt dat de Syrische hamster wel op de lijst staat en de Russische dwerghamster niet?

Onwetenschappelijk! Zo onwetenschappelijk dat een groep "wetenschappers" concluderen dat goudvissen kunnen zwemmen aan de hand van een peer-reviewed artikel "Hydrodynamics of fish swimming" – Lauder & Tytell (2006). Was dit artikel niet geschreven, dan was de conclusie dat goudvissen niet konden zwemmen... Adviescollege heeft geen enkel van de onderzochte dieren in het echt bekeken en een echt advies over de onderzochte dieren gegeven.